deDorstlezerHij was niet eens verrast toen ik die ochtend zachtjes, zonder kwade bedoelingen, naast hem kwam zitten. De grote mand, waarin de eieren alle jaren hoog opgestapeld lagen, was bij lange na niet gevuld. Wat verdrietig staarde de paashaas voor zich uit aan de rand van het bos. De natuur snoof heel voorzichtig aan de naderende lente. Eigenlijk was het een dag om stil van het nieuwe leven te genieten.

Ik vroeg hem of het nu, zo rond Pasen, niet erg druk was. Hij keek verbaasd op alsof mijn vraag hem uit een verre gedachte terug haalde. “Wat zal ik zeggen?” begon hij. “Het is net als in de grote mensenwereld. Ook ik heb last van de recessie. Als u nou weet, dat ik in de zestiger jaren tien tot twaalf cent voor een ei kreeg en nu zo’n twaalf eurocent, dan begrijpt u wel, dat ik daar mijn winst niet kan pakken. Ik heb geprobeerd om met een scherpe reclamecampagne grotere, en vooral duurdere artikelen, aan de man te brengen. Per slot van rekening lukt dat wel bij die andere twee gasten in de maand december.

Maar van mij moeten ze letterlijk en figuurlijk niets hebben. Ja, chocolade eieren, chocolade hazen, chocolade bloemetjes. Nou, daar kan ik geen chocola van bakken. Ik heb ook een vrouw en kinderen thuis. En denk maar niet, dat mijn oudste zoon mijn werk, wat zeg ik, mijn levenswerk, over wil nemen. Nee, die moet zo nodig in dienst. Hij wil zandhaas worden. Een opvolger heb ik dan niet meer. En of dat niet genoeg is, ik moet ook nog voor mijn ouders gaan zorgen. Het is onmogelijk om ze door te sturen naar het enige hazenrusthuis hier in de buurt. U kent het wel: Wortelzicht, aan de overkant van de bosrand.

Er wordt van mij verwacht, dat ik mantelzorg ga verlenen aan mijn vader en moeder. Mantelzorg: ik heb er nog nooit één aan mijn lijf gehad. Maar ja, recessie hè? Weet u”, en hij sjorde wat aan de banden van zijn mand, “Ik wil best mijn steentje bijdragen hoor. Wij hazen worden, als we goed opletten, ook steeds ouder. Maar als mijn inkomen alleen maar afhankelijk is van de eieren en de chocolade, dan mag u van mij geen enthousiasme verwachten. Sterker nog: we worden vanaf de maand mei op rantsoen gezet! De kolen op het land zijn dan verboden gebied.

En een schot hagel in mijn lijf heb ik voor een frisse kool niet over. Als ik straks mag stoppen met het uitdelen van al die eieren, moet ik er wel een baantje bij zien te scharrelen. Misschien hulppiet of als kerstornament. Zoiets levert altijd wel wat op. Al is het kerstvoorbeeld van mijn oom, de broer van mijn moeder, minder prettig. Die wilde met kerst ook wel iets bijdragen. Hij lag, keurig gevild, bij de poelier in de binnenstad, vertelden ze me later. Daar pas ik voor. Dan maar op een winters houtje bijten. Maar die mensenwereld zal mij niet mogen smaken.

Maar bij jullie is het ook een beestenbende zeg. Daar wordt gesneden en ontslagen. Tjongejonge, daar lusten de honden geen hazenpeper van. Nee, ik ben wat dat betreft niet jaloers op jullie. En ik ben zelfs bang, dat ik ’s nachts weer goed op zal moeten passen.

Vroeger, zo vertelde mijn opa, stond het bos hier rond Surae vol strikken. Hele families zijn zo uitgeroeid. Maar de welvaart zorgde voor andere lekkernijen: pizza’s, gourmetschotels, oosterse gerechten. Een prima tijd voor ons hazen. De mensen hadden geen tijd meer om een haas lekker te braden. Het moest allemaal snel, snel, snel. Dat was ons geluk.
Maar nu wordt het weer anders.”

Hij stampte wat met zijn achterpoot in het zand, dat nog vochtig was van de ontluikende ochtend. Zijn leeftijd verraadde, dat hij veel tijd nodig zou hebben om dat handjevol eieren netjes op de plaats van bestemming af te leveren. Ik had met hem te doen. Een konijnenbestaan zou hem misschien beter passen. Dan kon hij tenminste in een lekker warm hol kruipen en verhalen vertellen aan al die kleine makkers. Hij rechtte zijn rug en met een paar grote sprongen verdween hij door het open veld. Risico’s nam hij nu al niet meer. Ik staarde hem nog even na. Ja, een beestenbende; daar had hij wel een voltreffer.
Enes