Het was zo’n dag waarop je als familie zegt: “Kom, laten we oma eens opzoeken. Misschien is het wel leuk als we haar straks meenemen naar Drimmelen. Daar is het nu wel weer voor. Dat water vond ze altijd al zo fijn. Het geeft haar een gevoel van rust en bij de haven kunnen we wel een gezellig plekje vinden.”

Want oma zit al enkele jaren in het bejaardenhuis. O, ik zal er geen kwaad woord over zeggen. Het personeel is lief en behulpzaam. Ze verzorgen de bewoners met meer dan alleen hun werkopdracht. Er komen altijd mensen binnenlopen, die met veel warmte haar een fijne dag toewensen. Leuk dat er zo veel familie binnen zit. Nee, oma boft maar met zulke kinderen.

En als de koffie wordt ingeschonken, met hazelnoottaart, klinken liedjes uit een lang vervlogen tijd. Liedjes van Louis Davids, Willy Derby en the Ramblers. Oma heeft een specifieke voorkeur voor Nederlandse artiesten. Zangers en zangeressen, die vroeger bij haar thuis op de vocale steun van het hele gezin konden rekenen. Nu staan ze op een verzamelalbum, dat door de kleinzoon op Marktplaats is gevonden. Bijna zeventig minuten terug naar de jaren dertig.

De oorlogsjaren wil oma liever vergeten. Dat is een periode, die bijna niet genoemd wordt. Bijna; ze heeft te veel meegemaakt om het ons te vertellen. Liever houdt ze dat verborgen voor haar kinderen. Nee, ze wil niet terug naar die diepe wonden. Alleen opa wist van haar verdriet. En als wij oma eens vroegen hoe zij de oorlog had beleefd, dan was het afwerende schudden met haar zilvergrijze haren voldoende om ons te doen zwijgen.

Ze tuitte dan haar lippen als een klein rondje, kneep haar ogen dicht en verdween in verdrietig denken. Wij wilden oma geen pijn doen en bewonderend spraken wij over de vrolijke klanken van Bob Scholten. Eén melodie dreunde in je hoofd door: “Zoek de zon op, dat is zo fijn…”. Wij vonden het daarom een plicht om oma te laten genieten van het leven. Dan mag je niet zoeken naar geheimen, die als in een zwaar vergrendelde kist in haar denken ronddolen. Oma haastte zich op zo’n moment altijd om het gesprek weer op een feestje te doen lijken.

Ja, deze muziek is wat anders dan Ali B en dat meisje van Oosterhuis. Want deze liedjes heeft oma met haar vader en moeder gezongen. Haar broertjes konden niet zo goed zingen, herinnert zij zich. Die werden dan ook thuis de Kraaien genoemd. En vader zong altijd wel een tweede stem. Dat klonk zo mooi. Vooral als het buiten koud was. Dan waren de straten spaarzaam verlicht en je voelde de warmte van je ouders om je heen. Op zaterdagavond sjoelden ze. Teun, haar oudste broer, kon niet zo goed tegen zijn verlies. Hij had altijd wel een smoesje waarom hij niet de beste was die avond. Later kwamen de bordspelletjes op tafel.

Het leek alsof oma een hele periode van haar leven had overgeslagen. Bewust gewist voor onze nieuwsgierigheid. Oma was van kind ineens een moeder geworden van twee dochters en een zoon. Zo maar, met verdwenen jaren als een gapende wond in haar leven. Oma was al zo oud, dat zij haar geheimen zelf mocht bewaren. Als kind voel je, dat hier geen deur te vinden is, die op een kier staat.

Er is ook geen sleutel, die de kist zou kunnen openen. Ieder mens heeft immers recht op zijn eigen geheimen. En we volgden haar door de uren heen. Oma bepaalde het verloop van onze bezoeken. Niet omdat zij de mater familias wilde zijn, maar om haar verleden te laten rusten. Ze heeft genoten van het kabbelende water en misschien heeft zij even, heel even, opa toegesproken.

Enes